De ontstaansgeschiedenis van bruinkool gaat miljoenen jaren terug, in een periode dat de streek uit een subtropisch landschap met meren, lagunes en moerassen bestond. Resten van afgestorven planten veranderden onder invloed van water en door de afsluiting van lucht in turf. De veenlagen werden verder bedekt met een dik pakket van zand, kiezel en klei zodat de turf werd samengedrukt en zich tot bruinkool omvormde.
In de Nederrijnse bocht tussen de Rijn en de Maas bevindt zich 55 miljard ton bruinkool. In het noordelijke deel hiervan bevindt zich een bruinkoolgordel tussen Aken, Euskirchen en Bonn. Aan de oost- en westrand van het gebied ligt de bruinkool dicht onder het oppervlak, daartussen bevinden de lagen zich op meer dan 300 meter diepte.
Het westelijke – Belgische – deel van de Euregio is ten zuiden van deze regio gelegen met als gevolg dat er hier geen bruinkool voorkomt. De bruinkoollagen in Zuid-Limburg werden in kleinere groeven in de omgeving van Kerkrade en Heerlen tot in het begin van de jaren 1960 geëxploiteerd. De bruinkool werd hier gebruikt als grondstof voor de regionale brikettenproductie (bijv. de brikettenfabriek Carisborg nv in Kerkrade). De omschakeling van de Nederlandse energiepolitiek naar aardolie en aardgas betekende, net zoals voor de steenkoolindustrie, het einde van de bruinkoolwinning in de streek.